terug naar magazine

OVER STERVEN EN ONSTERFELIJKHEID

Een funerair gesprek tussen dichter Ingmar Heytze en schrijver Jack Nouws


Hoe gaan schrijvers met de dood om? Zitten ze om woorden verlegen of geeft de dood inspiratie? Wat hebben ze zelf meegemaakt en geregeld? Op initiatief van Terra Nova namen schrijver Jack Nouws en dichter Ingmar Heytze plaats aan de lunchtafel in café 't Hoogt. Vlak voor het gesprek werpt dichter Ingmar Heytze nog even een blik op zijn gedicht voor de dichter, staatsman en filosoof Dirck Volckertsz Coornhert, dat hij zal voordragen in de Coornhertstraat in de Utrechtse Dichterswijk. Iets later komt Jack Nouws binnen, de aanstaande vader, die nageslacht als tegenhanger van de dood ziet.

OVER BEGRAAFPLAATSEN EN DE DOOD ALS UITJE
Ingmar: "Bezoek je wel eens begraafplaatsen?
Jack: "Alleen in het buitenland. En dat is gek. Ik had het er laatst nog met mijn vriendin over dat je hier in Utrecht een paar hele mooie katholieke begraafplaatsen hebt en dat we die eigenlijk nooit bezoeken."
Ingmar: "Ik vind begraafplaats Soestbergen prachtig, maar ook de katholieke begraafplaats bij de Biltstraat, vooral het zigeuner-gedeelte, of moet je Roma-gedeelte zeggen."
Jack: "Vroeger kwam ik vaak op begraafplaatsen. Toen was ik misdienaar en ik vond begrafenismissen altijd het leukst. Ik werd onverwachts uit de klas gehaald en mocht 's middags of 's ochtends de mis bedienen."
Ingmar: "Dus de dood was een uitje voor je als kind?"
Jack: "Ja, vooral als ik met het kruis voorop mocht lopen. Dat vond ik hartstikke stoer, ook al besefte ik amper wat er aan de hand was natuurlijk. Thuis kon ik dan verhalen vertellen hoe dramatisch het was. Mijn ouders smulden daarvan. Verder was het gewoon een abstract gedoe. Jij bent niet katholiek he?"
Ingmar: "Nee, maar ik heb zo'n mis ook wel eens bijgewoond."

Jack: "Ik ben ook niet echt katholiek, meer een katholieke atheïst."
Ingmar: "De kick van het ritueel, de show, dat vind ik leuk aan het katholicisme. Ook bij de dood; dat heeft wel iets moois."

ANGST VOOR DE DOOD EN RITUELEN
Jack: "Ik moet opeens aan de dichtregels van Bloem denken: Denkend aan de dood kan ik niet slapen, En niet slapend, denk ik aan de dood... Heb jij gedichten over de dood geschreven?"
Ingmar: "Mmh, ja, in mijn nieuwe bundel 'Aan de bruid' staat een gedicht over het op de intensive care liggen. Het is geen autobiografisch gegeven, maar een vriend van mij is op die manier overleden. En verder heb ik een wat Dylan Thomas-achtig gedicht geschreven over mijn eigen dood. Natuurlijk wel geromantiseerd. Dichters zijn dol op alles wat absoluut is. Dol op de dood ook over het algemeen. De dood, daar kan je wat mee. Als je dood bent, is het afgelopen. Zo makkelijk is dat."
Jack: "Ik vind ook dat dood dood is. Dan is het afgelopen. Er is geen Tineke's paranormale wereld. Het is gewoon voorbij. Lig jij er wakker van dat je dood kunt gaan?"
Ingmar:
"Ja... soms wel."

Jack: "Beangstigt het je ook?"
Ingmar: "In mijn jeugd ben ik bang geweest in een tijd dat het echt vrij beroerd ging. Ik zit op de aardbol, die draait in het rond en als ik omhoog kijk en echt nadenk over de grootte van alle absolute dingen, van het heelal, daar ben ik echt bang voor geweest. Maar op een gegeven moment dacht ik: 'er is niet zo veel aan te doen'. De angst komt nog wel in buien. Absoluut gezien, vind ik de dood een tamelijk goed idee. Mijn eigen dood? Ik kan me daar 99 procent van de tijd zo weinig bij voorstellen dat ik er niet wakker van lig. Af en toe probeer ik me wel eens voor te stellen hoe het is om niet te zijn, maar daar kun je je geen voorstelling van maken en dan wordt het een beroerde nacht. En jij?"

Jack:
"Ik werd er op een gegeven moment vrij onomwonden mee geconfronteerd. Mijn ouders waren heel lang ziek. Je weet dat ze doodgaan. Dat blijft een vrij abstract gegeven en opeens is het zo ver. Ik ben daardoor niet banger voor de dood geworden. Wel toen mijn vader dood was, want toen was ik opeens de oudste generatie. Ik heb eens gelezen dat je vader de buffer is tussen jou en de dood. Ik was opeens de oudste generatie en de volgende die dood zou gaan.

Dat was raar. Aanleiding voor een existentialistische crisis die gelukkig niet heel lang heeft geduurd. Wat ik wel ervaren heb bij de begrafenis van mijn ouders, was 'dit nooit bij mij, op deze manier wil ik het absoluut niet'".
Ingmar: "Hoe ging het?"
Jack: "Het werd ons gewoon afgepakt. Mijn moeder had in een verpleeghuis in Breda gelegen. Ze hield heel erg veel van muziek. Ze heette Maria en we wilden een 'Ave Maria' draaien tijdens de dienst en dat kon niet. Heel kinderachtig allemaal. Omdat mijn moeder de laatste sacramenten in Breda had ontvangen van de pastoor van het verpleegtehuis en niet van de pastor van Zundert is die man gaan dwarsliggen. 'Jullie kwamen hier niet in de kerk en wij hebben niets met het stervensproces te maken gehad...'. Wat ik nog het allervervelendste vond, was dat toen mijn vader overleed, en dat was drie maanden en drie weken na mijn moeder, dat zijn kist niet mocht zakken. 'Daar hadden de mensen last van, konden ze niet meer tegen'. We hebben de kist op een pleintje op het kerkhof moeten achterlaten en dat was het dan. Ik vond het heel half... onaf... niets. Het was ook een kerkhof waar alle

kruisjes even groot moesten zijn, zodat de mensen maar niet te veel geld zouden uitgeven en elkaar niet zouden overtroeven met het mooiste grafmonument. Nou en! Als ik een zwerfkei wil neerleggen of een paleisje wil bouwen van roze Florentijns marmer, dan doe ik dat toch! Maar dat mocht daar niet."
Ingmar:
"Het is waanzin dat dit soort dingen je wordt afgepakt. Toen ik jong was werd mijn oma begraven. Haar man was lid van een apostolische kerkgemeenschap. Hele lieve mensen. Alleen mijn oma kwam daar al twaalf jaar niet meer en de mensen van de kerk hadden mijn oma nooit gezien. En toen kwam opeens de hele gemeenschap opdraven. In rijen om ons hun warme handen van medeleven te geven. Aardig, maar ik kende die lui niet en de link tussen hen en mijn oma was er niet. Wel aardig, maar wat doen die lui hier?"
Jack: "Het contact vind ik wel weer het leuke van een begrafenis. In 1986 is de eerste van mijn klasgenoten van de middelbare school overleden. Een meisje van nog geen vierentwintig jaar stierf aan een hersenbloeding. Heel erg droevig die begrafenis, maar het eindigde in jolijt. Een begrafenis is een soort reunie.

Je ziet mensen die je anders bijna nooit ziet. Het is een gelegenheid om samen te komen. Een begrafenis en een bruiloft liggen heel dicht bij elkaar. Zeker in Brabant, in plaats van het zuinige kopje koffie met een plakje cake of een broodje kaas is daar de Brabantse koffietafel standaard. Cees Nooteboom beschreef de Brabantse koffietafel in 'Rituelen' zo mooi: hij had nooit geweten dat er zo veel manieren waren om beesten klaar te maken en op te dienen. En daarna komen de borrels en er wordt altijd keihard gelachen. Het is een enorme ontlading. Zelfs op de begrafenis van mijn ouders. Na afloop gingen we 's avonds elkaar verhalen vertellen hoe gek ze eigenlijk waren, welke stomme dingen ze deden. Het verbroedert en heeft mij en mijn zussen dichter bij elkaar gebracht. O ja, en op de begrafenis van mijn vader werd er een kruisje op de kist gelegd met Jezus erop. Dat kruisje werd van de kist afgehaald en dat mocht je thuis ophangen. Ik weet nog dat mijn nichtje met dat kruisje met Jezus in haar hand door de zaal rende, zo van djing, djing... Jezus op een vliegtuig. Dat was echt heel erg grappig."

Voor meer informatie over de dichter Ingmar Heytze en schrijver Jack Nouws klik hier

Jack: "Ik heb een relatie gehad met een vrouw die half-Iers was. Ierse begrafenissen zijn fameus. Als zij dood zou gaan, dan wilde ze dat we met z'n allen rond de kist straalbezopen zouden worden. En we moesten haar ook nog wat te drinken geven. En ik had haar ook beloofd al haar vriendinnen daar te tongzoenen."
Ingmar: "Ja, dat is mooi. De dood, afscheid van het leven. Je kunt er zo zwaar aan tillen als je wilt. De overgang, ach, ik kijk er niet naar uit."
Jack: "Als ik zo'n begrafenis zie met 'Geen bezoek, geen bloemen', dan krijg ik het koud om mijn hart. Stel dat het mijn vriendin zou overkomen, dan zou ik willen dat iedereen over de vloer komt, veel bossen bloemen en zoveel mogelijk bezoek, iedereen mag in de open kist komen kijken. Net als vroeger, de kist die zakt, iedereen jankt en daarna een koffietafel en aan de borrel."

EEN PLEK OM NAAR TOE
TE GAAN

Jack: "Heb jij ideeën over je begrafenis? Wil je begraven of gecremeerd worden?"
Ingmar: "Maakt me eigenlijk geen moer uit. Ik denk gecremeerd."
Jack: "Uitgestrooid?"

Ingmar: "Ja, gooi me maar ergens neer. Nou nee, misschien toch wel bijgezet in een urn. Ja, dat vind ik wel een prettig idee. Ik heb er geen goede argumenten voor. Maar misschien vind ik het wel aardig dat er iets bij elkaar blijft. Over een kilometer zee uitgestrooid worden... nee, dat vind ik geen prettige gedachte, dat gaat me te ver. Ik ben bij leven al verstrooid genoeg."
Jack: "Ik vind het wel heel prettig dat mijn ouders begraven zijn. Dat ik een plek heb om naar toe te gaan. De kleinkinderen interesseert het niets, dat kruis op het kerkhof, want zij hebben mijn ouders nooit gekend. Ik ga ook amper naar het graf van mijn opa's en oma's, maar zo lang ik leef, wil ik wel dat die plek van mijn ouders daar is. Desnoods betaal ik zelf de grafrechten. Ik vind het prettig om die plek te hebben. Daarom wil ik ook dat ik ergens begraven lig. Gecremeerd en ingemetseld zou ik ook nog wel een goed idee vinden, maar niet uitgestrooid."
Ingmar:
"Ik denk dat begraven worden en ingemetseld worden iets is wat je voor anderen doet. De eerste keer dat ik een dood iemand zag van mijn eigen leeftijd was vorig jaar. Maarten Blaauw was vijfentwintig jaar, cabaretier;
we zijn nu trouwens bezig zijn nagelaten

teksten in een boekje te zetten. Sinds we hem gecremeerd hebben, ben ik minder bang voor mijn eigen dood. Ik heb nu gezien hoe zoiets gaat. Hij lag in een kist en toen zag ik dat er niets meer over was van de persoon die ik kende; ik begreep opeens wat de term 'ontzield' echt betekent; een ontzield lichaam is dat wat overblijft, de ziel is uit het lichaam getreden. Een dood lichaam heeft dan zo weinig te maken met wie er leefde en ademhaalde. Ik vind het niet meer eng."
Jack: "Toen mijn moeder ziek was, had mijn oudste zus aan haar kinderen het boek 'Kikker en vogel' gegeven van Max Velthuijs. Het gaat over Kikker en een dode vogel. Kikker zegt dan: 'hij is stuk'. Toen ik mijn moeder zag toen ze overleden was, we waren net vijf, tien minuten te laat, was het ook alsof ze stuk was. Echt heel raar. Dat was de eerste keer dat ik iemand dood zag, auto-ongelukken niet meegeteld. "
Ingmar: "Ja, heel bizar. Het is een morbide fascinatie en tegelijkertijd zou ik in het hele kosmische plan van dingen geen beter voorstel hebben. Altijd maar doorleven is ook niets."
Jack: "Ja, ik zou ook niet onsterfelijk willen zijn. Maar gewoon doorleven tot je tachtigste als een

jonge god in de kracht van je leven blijven. Zo rond je dertigste, zo zou ik er wel tot mijn tachtigste willen uitzien."
Ingmar: "Of doorleven tot je besluit dat het mooi geweest is. Ik ben benieuwd of we in de toekomst nog veel ouder worden dan nu."
Jack: "Misschien wel 140 jaar, maar aan de andere kant lijkt het of we er genetisch voor gemaakt zijn tot vijfendertig echt te leven. Daarna beginnen je tanden uit te vallen en word je stram."
Ingmar: "In de Middeleeuwen was je oud als je 35 was. Wat ik fysiek gezien wel een aardige richtleeftijd vind. Je gaat dan wel voorbij aan het denken. Er zijn dichters die pas na hun vijftigste debuteren en de prachtigste dingen maken. Voor een aantal beroepen geldt dat je eigenlijk pas in de blessuretijd van je leven gaat presteren. Een topsporter, stukadoor, balletdanser en loodgieter zijn versleten op hun vijfendertigste."
Jack: "Was het nou Shaw die zei dat de jeugd een veel te kostbaar goed was om aan de jeugd te verspillen?"

POETISCH EINDE
Jack: "Heb jij een begrafenisverzekering? Of iets op papier staan?"
Ingmar: "Ja, mijn ouders hebben

een polis. Ik geloof dat ik daarin zit voor 800 piek of zo. Ha, ha, daar kun je niet veel mee doen. Ik denk dat ze maar iets met een juten zak moeten doen."
Jack: "Net als Rembrandt. Ik geloof dat die ook in een juten zak in een massagraf was gegooid."
Ingmar: "Echt waar? Toch ook opgegraven en later weer in een kerk herbegraven? Er word een hoop gesold met lijken, dat vind ik het voordeel van crematie. Ze kunnen maar een beetje klooien met je as. Maar niet zoals bij Che Guevara hier je handen, daar je lijf.
Jack: "Of zoals bij Napoleon, hier zijn lul, daar zijn hersenen."
Ingmar: "Ja, of Evita Perron, wat dacht je daarvan? Gebalsemd en misbruikt door een officier die haar moest bewaken. Verschrikkelijk. Laat je nooit balsemen!"
Jack: "Heb je ook niets op papier staan?"
Ingmar: "Nee."
Jack: "Ik ook niet, al heb ik nu wel een grote mond. Ik heb nog niets op papier staan. Dat zijn dingen die je je voorneemt te doen, maar je doet ze gewoon niet."
Ingmar: "Ik denk dat het met de uitvaart net zo is als met een nieuwe computer of een keer verhuizen. Je moet er gewoon een keer geld voor vrij maken.

Ik denk dat als zoiets moet, er ook wel geld is. Ik hoop dat ik dan ook niet in een keer dood ben, maar dat ik het een beetje zie aankomen en kan zorgen dat alles geregeld is."
Jack: "Je kunt altijd nog van de armoe worden begraven hè. Ik vind het ook wel een beetje bij jou passen dat je in het holst van de nacht in een stinkende dieselbus met volkunststof stoelen in een juten zak uit de bus wordt gegooid en bij nacht en ontij aan de rand van de stad in een slikkig stuk grond met een houten kruisje wordt weggelegd."
Ingmar: "Dank je. Dit komt er toch wel in, he? Ja, zou wel passen bij een dichter. Vooral als ik dan aan syfilis of de tering kom te overlijden. Dat zou wel wat zijn. Ontluisterend."
Jack: "Net zoals in Turks Fruit de vader op een ontluisterende manier doodgaat. Of die jonge god, die bij Paul de Leeuw was geweest, de zanger Renee Kleijn die aan aids overleed."
Ingmar: "Aan de andere kant, als je weet dat je doodgaat, kan iedereen zich er wel beter op voorbereiden. De crematie van Maarten, die jonge cabaretier, was mooi en er werden mooie dingen gezegd. Hij werd niet opgehemeld en niet in de grond getrapt.

Er werd een hoop over hem verteld. De muziek was mooi en er waren heel veel aardige mensen. Het was gezellig. Er hing ook een vredige sfeer over de crematie, omdat die jongen al zo lang ziek was geweest. Iedereen wist al heel lang dat ze op een gegeven moment met z'n allen om zijn kist zouden staan. Daar helpt geen moedertje-lief aan. Je wist niet wanneer, maar wel binnen een bepaalde tijd. Jij en ik, Jack, kunnen in potentie honderd worden. Hij wist dat hij niet ouder dan vijfentwintig, dertig jaar zou worden. Als je het zo bekijkt, komt de dood op een hele andere manier en dan kun je er wat van maken. Juist omdat je erover nadenkt. Het was een hele leuke crematie. De dood is voor ons allen toen zo veel tastbaarder geworden. Ook was er melancholie, want de komende vijftig jaar gaan we elkaar begraven en als je dan om je heen kijkt, doet je dat wel wat."
Jack: "Dan heb je al meer leeftijdgenoten verloren dan ik, ik ken er maar eentje in mijn vrienden- en kennissenkring."
Ingmar: "Wat mij wel opvalt is dat de dood in golven komt. Een hele tijd gebeurt er niets en dan opeens drie in een week. En, alsof de duvel ermee speelt, er worden dan ook weer nieuwe mensen geboren."

DE ECHTHEID VAN GEVOELENS
Jack: "Ik heb met een fotograaf vierentwintig uur door Nederland gereisd en mensen geïnterviewd. Bijna iedereen zei -of ie nu conducteur of marktkramenzetter of broodjesverkoper op het station was- 'het lijkt wel saai wat ik doe, maar elke dag is anders'. Blijkbaar heeft de mens altijd de neiging om overal toch het mooie in te vinden. Dat is met de dood ook zo. Je wilt gewoon niet dat je vriend doodgaat. Dat je moeder doodgaat. En als dat toch gebeurt, bedenk je iets waarom het toch wel goed is zo."
Ingmar: "Er is nog wel een reden, een privéreden. Omdat ik eigenlijk de hele dag alleen maar met het alfabet in de weer ben, ben ik voortdurend aan het nadenken over dingen. Tijdens periodes van de dood ga je voelen, echt verdriet, echt geluk, echte liefde, en wat er nog meer aan echte gevoelens zijn, die komen dan naar boven. Dat is ook iets om dankbaar voor te zijn. Ik ben een mens, ik kan iets voelen. Dat in plaats van dat amorfe gevoel, van ik zit hier maar te schrijven, ik vind het wel leuk en het gaat best aardig. Soms ben ik een beetje bang, een beetje blij, maar door de dood kan ik soms echt stuk zitten. En daar kan ik dan weer het mooie van inzien.

Daar zit een egoïstisch voordeel in. Ik ben gegroeid doordat Maarten dood is gegaan, dat heb ik eraan gehad en daar had hij niets aan. Toch denk ik dat hij het leuk zou vinden. En ik hoop ook dat, als ik dood ga, er een paar mensen oprecht verdrietig om zijn. Verdrietig zijn is helemaal niet zo slecht. Je voelt tenminste wat."
Jack: "Hetzelfde geldt voor vreugde. Wat staat er tegenover de dood? Dat je een kind op de wereld zet?"
Ingmar: "Denk het wel."

LEVEN NA DE DOOD?
Jack: "Wat ik heel frappant vind, is dat iemand toen mijn ouders waren overleden tegen me zei:' Gôh, wel heel erg voor je, maar als schrijver is het natuurlijk wel geweldig'. Op dat moment heb ik niet als schrijver gereageerd, maar als mens. En ik was toch liever een mens die zijn ouders nog had, dan een schrijver die zijn ouders niet meer had. Ik heb er nog helemaal niets mee gedaan met de dood van mijn ouders. Helemaal niets. Het is nu bijna acht jaar geleden. Ik kan er niets mee."
Ingmar: "Waarom zou dat moeten?"
Jack: "Ronald Giphart heeft in zijn nieuwe boek de dood van zijn

Voor meer informatie over de dichter Ingmar Heytze en schrijver Jack Nouws klik hier

moeder verwerkt. A.F.T. van der Heijden heeft na de dood van zijn vader 'Asbestemming' gemaakt."
Ingmar: "En Jan Wolkers 'De Doodshoofdvlinder'."
Jack: "Toen ik vorig jaar drie maanden in Portugal was, ben ik op een gegeven moment achter de computer gaan zitten en ben ik begonnen aan een verhaal over mijn vader. Ik typte erop los en het bleef maar komen. Ik dacht ja, nu is het tijd ervoor. De volgende dag crashte mijn harde schijf en alles was weg. Toen heb ik het laten zitten en ben ik er niet meer aan begonnen."
Ingmar: "Ha, ha, ik denk dat je vader heeft ingegrepen. Nee... onzin."

Jack: "Ja, dat soort gedachten heb ik niet. Ik weiger te geloven dat er leven na de dood is. Ik heb wel een hele rare ervaring gehad. Mijn vader was net dood. Ik zat thuis toen de telefoon ging. Ik verwachtte dat het iemand was die ik niet aan de telefoon wilde hebben. Ik nam niet op en hoorde wel wie er insprak op mijn antwoordapparaat. Ik hoorde de stem van mijn vader heel cynisch 'Met het antwoordapparaat van Jack Nouws...' inspreken. Zo heel boos van 'ik weet wel dat je thuis bent, jongen, neem nou maar op'. Ik zat daar echt van gdoenk... gdoenk, kan niet, kan niet, dit is onmogelijk, dit bestaat niet.

Uren heb ik rondgelopen, met mijn kop tegen de muur gebonkt. Heb het bericht een paar keer afgeluisterd. Op een gegeven moment heb ik zijn broer gebeld en hem gevraagd of hij het was geweest. Ja dus. Een van de symptomen van de ziekte van mijn vader was dat zijn slijmvliezen opdroogden. Daar kreeg hij een gebroken stem van. Zijn broer had altijd al zo'n gebroken stem. Dat was wel even hyperventileren." "En in het weekend dat we het ouderlijk huis leeg gingen ruimen, wilde ik daar blijven slapen. Maar mijn zus belde en vertelde me 'ik niet, want toen ik op de slaapkamer was, stond ons ma aan bed en die keek me heel boos aan'. Ik zei meteen 'wat een onzin', maar ik heb wel direct vrienden gebeld: 'ik kom bij jullie slapen vannacht!'"
Ingmar: "Er zijn dingen, daar spot je niet mee, ook al geloof je er niet in."
Jack: "Ik spot niet met iemands recht een geloof te hebben, maar ik heb het zelf niet."
Ingmar: "Nee, maar neem nou een stoffelijk overschot. Wat is dat nu eigenlijk? In feite is dat klein chemisch afval en toch behandelen we dat met respect en dat komt niet omdat we denken dat het lichaam nog iets voelt. Het maakt voor die persoon die dood is ook geen zier meer uit.

Maar we vinden dat het tot de menselijkheid behoort, respect te tonen voor het stoffelijk overschot. Dat is een vorm van niet spotten."
Jack: "Maar wat heeft dat met de verschijning van mijn moeder aan het bed te maken?"
Ingmar: "Dat is net zoiets. Je weet dat het niet kan en toch ga je ergens anders slapen. Uit respect. Daar spot je niet mee."
Ingmar: "Ik ben bereid alles te geloven wanneer het me zo uitkomt en ik ben ook bereid om daarvan af te zien."
Jack: "Dat is wel een van de meest opportunistische uitspraken die ik gehoord heb."
Ingmar: "Ja het is zo, als het me goed uitkomt, als ik niet meer kan leven zonder in een god te geloven, ga ik in een god geloven. Want waar hebben we het over? Het is mijn gemoedsrust, niet die van een ander. Als ik bovennatuurlijke dingen wil geloven, dan doe ik dat en ik kan er even zo vrolijk weer van afzien. Ik vind niets leuker dan mensen die heilig in iets geloven in de zeik nemen. Ik hou niet van absoluut iets vinden. Er zijn maar een paar dingen die echt absoluut zijn, zoals de dood. Absoluut iets vinden, is wat anders. Als iemand dood is, dan is ie dood. Of iemand dan wel of niet in het hiernamaals zit, kun je niet weten.

Ik acht het onwaarschijnlijk, en veel waarschijnlijker dat het echt afgelopen is, maar absoluut weten doe je het niet."
Jack: "Ik heb nog nooit een wetenschappelijk bewijs gezien dat er leven na de dood is. Mijn moeder zei altijd, als ik dood ben, kom ik bij jullie spoken. Daar heb ik nog niets van gemerkt hoor."
Ingmar: "Dan is het haar niet gelukt."
Jack: "Toen met dat telefoontje heb ik echt staan roepen, bel nog een keer, bel nog een keer! Natuurlijk heb je als mens die ingeslepen oerangsten van rond het kampvuur zitten en bang zijn voor geluiden in het donker. Als katholiek word je ook opgevoed met bijgelovige angsten voor het duister, daar ontkom je niet echt aan."

WIE SCHRIJFT, DIE BLIJFT
Ingmar: "Waar ik het ook nog even over wil hebben, is het voortleven. We luisteren nu naar Chet Baker.

Als er iets is wat ik veel draai, is het wel Chet Baker. Hij is dood en ik merk er niets van. Dat is geweldig!"
Jack: "Dat is een goeie. Het voordeel van ons werk is dat wij blijven voortleven."
Ingmar: "In potentie."
Jack: "Ja, het is natuurlijk discutabel. Voor hetzelfde geld ben ik voor mijn dood al helemaal door de papiermolen gedraaid en uit alle catalogi verdwenen."
Ingmar: "Ik schrijf niet om iets achter te laten: ik schrijf omdat ik schrijven leuk vind."
Jack: "Ja, ik ook, Ik vind het leuk en ik kan niets anders."
Ingmar: "Er is een chemisch proces, wat lijkt op vrolijkheid, dat zich in mijn hersens ontspint als ik aan het dichten ben; daarom doe je dat, net zoals je eet, seks hebt en slaapt. Die dingen doe je omdat je ze prettig vindt en er een natuurlijke behoefte aan voelt. Ik denk dat ik, als ik het dichten niet had, te veel zou moeten denken en

gek zou worden."
Jack: "Je bent ook nog geen zenboeddhist."
Ingmar: "Nee, al zou ik dat wel een aardige tweede carrière vinden."
Jack: "Ik zou het af en toe wel willen dat ik niets meer wilde, gewoon tevreden zijn met wat er is."
Ingmar: "Ja dat klinkt mooi, niets meer willen. Kijk het aardige is, als je een beetje geslaagde zenboeddhist bent, dat je eigenlijk al een staat van doodzijn hebt bereikt. Als je niets meer wilt, en maar zit, beleef je de werkelijkheid boven de grond en heb je geen verlangens, geen ego meer, dat is eigenlijk dood zijn. Als we het er nu al over eens zijn dat we dit alletwee iets nastrevenswaardigs vinden, dan hoeven we toch ook niet zo bang te zijn voor de dood?"
Jack: "Kom Ingmar, laten we de Dom bestijgen en hand-in-hand de eeuwigheid tegemoet springen!"
Ingmar: "Dat lijkt me een mooi einde. Ook van dit gesprek."

terug naar boven